24 November 2013

Walter Swennen in Wiels

Super blaue Reiter, 1998 Oil on canvas

Bad Painting.
Nee, dit schilderij is geen "bad painting". Toch niet in de kunsthistorische betekenis (mijn persoonlijk oordeel laat ik nog even achterwege). Wat ik bedoel is dat het werk van Walter Swennen wordt gerekend tot een richting in de schilderkunst genaamd "Bad Painting". Ze ontstond eind jaren zeventig, net toen ook Swennen met schilderen begon (daarvoor was hij actief als dichter). De stroming propageerde slechte smaak: beelden werden ontleend aan kitsch, strips en reclame, er werd opzettelijk fout geschilderd en abstract en figuratief werden dooreen gebruikt. Bekende vertegenwoordigers zijn Sigmar Polke in Duitsland en Julian Schnabel in Amerika. De neo-expressionistische variant van Bad Painting is bekend onder de benaming "Neue Wilde" (met bijvoorbeeld Baselitz) of in het Nederlands als "Nieuwe Wilden" (met onder andere Fred Bervoets in België en René Daniëls in Nederland). De schilderkunst moest op dat moment heruitgevonden worden, geen betere manier daarvoor dan alle voorgaande conventies over boord te gooien. Dat is precies wat Swennen begin jaren tachtig deed en wat hij nu nog altijd doet. Hij gebruikt truukjes om hiertoe te komen zoals schilderen met twee handen of in het donker. Beeldmateriaal vindt hij in zijn onmiddellijke omgeving (waardoor zijn werk wel eens Post-Popart werd genoemd) en als hij zo direct geen beeld vindt dan blijft het schilderij maar abstract. Als hij al verwijst naar andere schilders (bijvoorbeeld naar Marcel Broodhaerts) dan doet hij dat zo obscuur mogelijk: bad painters willen de kunstgeschiedenis zoveel mogelijk vergeten. Anderzijds blijkt hij die toch goed te kennen: in een interview verwijst hij naar de "Période Vache" van Magritte. Magritte liet zich daarvoor inspireren door Picabia's later werk, dat algemeen beschouwd wordt als de voorloper van Bad Painting. Alle respect voor Bad Painting als stroming, maar persoonlijk vind ik Swennen's werk van een nogal wisselende kwaliteit. Er hangen in Wiels verschillende "mooie" werken maar net zo goed waren er schilderijen die me weinig of niets zegden. Dat heb je met die aanpak van uitgelokte accidenten: er verongelukt al eens een werk. Swennen weet dat wellicht zelf ook wel, hij dekt zich in met uitspraken als "les écouteurs ne font pas la musique" en ook de titel van de expo ("So Far So Good") toont aan dat hij zich weinig illusies maakt. Het opzet van de tentoonstelling lijkt op het eerste zicht niet toevallig: er zijn zes zalen en evenveel thema's (zoals "Onderwerp zonder verhaal" en "Een opeenvolging van accidenten" of nog "Zelfportettering van de schilderkunst"). Maar het klopt wat De Witte Raaf daarover zegt: het verband met de werken is onduidelijk. Zelf vind ik het vooral vreemd dat geen enkele link wordt gelegd met Bad Painting. Toegegeven, misschien om het grote publiek niet af te schrikken. Maar voor kunstliefhebbers had deze term (en zeker de vermelding van protagonisten als Polke of Baselitz) de expo meer prestige gegeven. Tenslotte gaan we niet altijd kijken om onze persoonlijke (wan)smaak te bevredigen, soms is het gewoon vanwege een oneindig respect voor de kunstgeschiedenis.